DE MIDLIFE
MODERNISATION (MLM).
De eerste aanzet tot het formuleren van de stafdoelstelling en de stafeis voor de MLM voor de Van Speijk-klasse fregatten werd gegeven in 1969, toen door de Chef van de Marinestaf richtlijnen werden verstrekt voor het opstellen hiervan. Na verkregen goedkeuring werd op 19 februari 1973 een stuurgroep en werkgroep voor het opstellen van de MLM stafeisen ingesteld. De inleiding stelde ondermeer dat de MLM moest samenvallen met het groot onderhoud van de fregatten bij de Rijkswerf te Den Helder tussen 1976 en 1980, terwijl voorts voor aankoop van nieuwe apparatuur een vast bedrag van 23 miljoen gulden per schip niet overschreden mocht worden.
De stafdoelstelling, welke in februari 1973 door de Admiraliteitsraad werd goedgekeurd, omschrijft het doel van de MLM in volgorde van prioriteit als volgt:
1 De gevechtskracht van de Van Speijk-klasse fregatten zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de operatieve eisen, welke aan deze schepen gedurende de tweede helft van de levensduur alsdan worden gesteld.
2 Het verlagen van de exploitatiekosten door:
a. Zoveel mogelijk doorgevoerde standaardisatie met de GW- en S-fregatten;
b. Personeelsbesparende investeringen op operatief en/of logistiek gebied.
3 Systeem of componenten daarvan te vervangen, die in de praktijk niet aan de gestelde eisen hebben voldaan of een geschatte levensduur hebben van minder dan 25 jaar voorzover deze vervanging niet valt onder de normale “exploitatie”.
De meest in het oogspringende verbeteringen die werden aangebracht waren:
- hangar en helikopterdek werden geschikt gemaakt voor de SH 14 B Lynx boordhelikopter,
- het 4,5-inch kanon werd vervangen door het compacte 76mm snelvuurkanon Oto Melara,
- het SSM Harpoon werd geplaatst,
- torpedolanceerbuizen over beide zijden werden aangebracht,
- de commandocentrale werd heringericht en verbeterd,
- milieuhygiënische verbeteringen werden aangebracht,
- de voortstuwingsinstallatie werd gemoderniseerd,
- de sensoren werden gemodificeerd,
- de verbindingen werden verbeterd,
- ten behoeve van de bevelvoering werd de DAISY geïnstalleerd,
- de elektrische installatie werd verbeterd,
- woon- en werkruimten werden gemoderniseerd,
- een aantal scheepsbouwkundige aanpassingen werd gerealiseerd.
Als gevolg van verregaande automatisering die de MLM met zich meebracht kon de bemanning van 253 naar 180 worden teruggebracht.
In een gezamenlijke krachtsinspanning van de marinebedrijven werd een schip in een tijdsbestek van twee jaar gemoderniseerd: het Centrum voor Automatisering van Wapen en Commandosystemen (CAWCS) besteedde ongeveer 5.000 manuren werk aan deze MLM, de Bewapeningswerkplaatsen (BW) en het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB) beide 70.000 manuren, terwijl de Rijkswerf plusminus 580.000 manuren aan dit project besteedde.
De Midlife Modernisation heeft per schip, inclusief de aanschaffingen van de nieuwe wapensystemen een prijskaartje van ƒ 60.000.000,- opgeleverd, derhalve een dure aangelegenheid. Het resultaat is echter wel dat de Van Speijk-klasse fregatten weer helemaal up to date waren en qua systemen gestandaardiseerd waren met de geleidewapen- en standaardfregatten. Door het aanbrengen van nieuwe sensoren en wapensystemen werd de gevechtskracht aanzienlijk verbeterd en werd de overlevingskans van schip en bemanning in aanzienlijke mate vergroot.
De Van Speijk-klasse fregatten waren evenwel de laatste schepen in dienst van de Koninklijke marine die door middel van stoom werden voortgestuwd.
De eerste aanzet tot het formuleren van de stafdoelstelling en de stafeis voor de MLM voor de Van Speijk-klasse fregatten werd gegeven in 1969, toen door de Chef van de Marinestaf richtlijnen werden verstrekt voor het opstellen hiervan. Na verkregen goedkeuring werd op 19 februari 1973 een stuurgroep en werkgroep voor het opstellen van de MLM stafeisen ingesteld. De inleiding stelde ondermeer dat de MLM moest samenvallen met het groot onderhoud van de fregatten bij de Rijkswerf te Den Helder tussen 1976 en 1980, terwijl voorts voor aankoop van nieuwe apparatuur een vast bedrag van 23 miljoen gulden per schip niet overschreden mocht worden.
De stafdoelstelling, welke in februari 1973 door de Admiraliteitsraad werd goedgekeurd, omschrijft het doel van de MLM in volgorde van prioriteit als volgt:
1 De gevechtskracht van de Van Speijk-klasse fregatten zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de operatieve eisen, welke aan deze schepen gedurende de tweede helft van de levensduur alsdan worden gesteld.
2 Het verlagen van de exploitatiekosten door:
a. Zoveel mogelijk doorgevoerde standaardisatie met de GW- en S-fregatten;
b. Personeelsbesparende investeringen op operatief en/of logistiek gebied.
3 Systeem of componenten daarvan te vervangen, die in de praktijk niet aan de gestelde eisen hebben voldaan of een geschatte levensduur hebben van minder dan 25 jaar voorzover deze vervanging niet valt onder de normale “exploitatie”.
De meest in het oogspringende verbeteringen die werden aangebracht waren:
- hangar en helikopterdek werden geschikt gemaakt voor de SH 14 B Lynx boordhelikopter,
- het 4,5-inch kanon werd vervangen door het compacte 76mm snelvuurkanon Oto Melara,
- het SSM Harpoon werd geplaatst,
- torpedolanceerbuizen over beide zijden werden aangebracht,
- de commandocentrale werd heringericht en verbeterd,
- milieuhygiënische verbeteringen werden aangebracht,
- de voortstuwingsinstallatie werd gemoderniseerd,
- de sensoren werden gemodificeerd,
- de verbindingen werden verbeterd,
- ten behoeve van de bevelvoering werd de DAISY geïnstalleerd,
- de elektrische installatie werd verbeterd,
- woon- en werkruimten werden gemoderniseerd,
- een aantal scheepsbouwkundige aanpassingen werd gerealiseerd.
Als gevolg van verregaande automatisering die de MLM met zich meebracht kon de bemanning van 253 naar 180 worden teruggebracht.
In een gezamenlijke krachtsinspanning van de marinebedrijven werd een schip in een tijdsbestek van twee jaar gemoderniseerd: het Centrum voor Automatisering van Wapen en Commandosystemen (CAWCS) besteedde ongeveer 5.000 manuren werk aan deze MLM, de Bewapeningswerkplaatsen (BW) en het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB) beide 70.000 manuren, terwijl de Rijkswerf plusminus 580.000 manuren aan dit project besteedde.
De Midlife Modernisation heeft per schip, inclusief de aanschaffingen van de nieuwe wapensystemen een prijskaartje van ƒ 60.000.000,- opgeleverd, derhalve een dure aangelegenheid. Het resultaat is echter wel dat de Van Speijk-klasse fregatten weer helemaal up to date waren en qua systemen gestandaardiseerd waren met de geleidewapen- en standaardfregatten. Door het aanbrengen van nieuwe sensoren en wapensystemen werd de gevechtskracht aanzienlijk verbeterd en werd de overlevingskans van schip en bemanning in aanzienlijke mate vergroot.
De Van Speijk-klasse fregatten waren evenwel de laatste schepen in dienst van de Koninklijke marine die door middel van stoom werden voortgestuwd.