Nog een stukje citaat uit Vast Werken inzake "De Nacht"........
Zoals gezegd is de aanleiding voor mijn relaas het verslag geweest dat Leonardo van Tijn gaf van ‘De Nacht’, aldus Arie Krijgsman.
Als aanvulling daarop enkele delen uit een verslag dat Henk Woudenberg plaatste op internet over de brand:
Henk Woudenberg aan het woord.....
“Het was in 1968 dat de proeftochten van de Hr.Ms. Isaac Sweers eindigden, waarna we naar Engeland gingen voor de FOST training van 7 weken, en waar we op een zeer stormachtige nacht, windkracht 12, midden op de Atlantische Oceaan, tijdens een oorlogswachtoefening, waarbij ik om 2 uur tijdens de hondenwacht op post zat met mijn chef Theo Swiebel, achter een vuurverdeel-radarkast in de commandocentrale, dat we een hele nare rooklucht in onze neus kregen. Het bleek dat we een brand hadden recht onder ons die zo uit de hand liep dat de Commandant op het punt stond de order ’Schip verlaten’ te geven i.v.m. ontploffing gevaar van de olietanks die er net naast lagen. Alwaar de temperatuur van de olie zeer gevaarlijk hoog was opgelopen. Door de hele bergruimte annex omvormerruimte onder water te zetten werd een ramp voorkomen.
Van deze ervaring heb ik geleerd altijd voorzichtig met vuur te zijn en je ontsnapping routes goed te bekijken, want je ziet door de rookontwikkeling echt niets meer. Ook zie je dan hoe mensen in paniek raken, meest de oudere onderofficieren, en voor een zwemvest met elkaar op de vuist gaan. Dat er ook mensen waren die totaal niet in de gaten hadden dat het echt paniek was, bleek uit de gesprekken bij de reddingsvlotten. Zijn we gelukkig eerder thuis dan verwacht, hoorde je een enkeling zeggen.
Misschien was het onze commandant, KLTZ Genet, die order had gegeven niet teveel informatie over de stand van zaken te geven, dat er geen verdere escalatie van de paniek kwam. Het zoute bluswater kolkte door de computers M45 van het voorkanon. Het was voor mij en mijn stapmaat en collega WEMNT 1 Leo van Tijn, de eerste en waarschijnlijk ook de laatste maal, dat we de volgende dag emmers zoet water door een computer mochten gooien. Hierna de elektronische printers in een emmer zoet water spoelden en dan droog föhnden.
Achter een ander Nederlands oorlogsschip Hr.Ms. Noord Brabant, want onze navigatie, radars, kompassen en beeldschermen waren uitgevallen, naar Plymouth gevaren waar we assistentie kregen bij het leegpompen van onderwater gezette ruimten omdat onze lenspompen telkens verstopten met poetskatoen. Iedereen mocht de volgende dag uitslapen, wat in die tijd een grote gunst was, en via de scheepsomroep kregen we een verhaal van onze dominee over de gelukkige afloop van die nacht en dat we blij mochten zijn het overleefd te hebben. Door een omvormer 400 Hz. uit de boordhelikopter te slopen en deze op de Kelvin Hughes radar aan te sluiten, konden we via het Kanaal terug naar Den Helder waar een onderzoek team aan boord kwam. Het bleek dat – vermoedelijk – een machinist tijdens zijn ronde een niet goed gedoofde sigaret in een baal poetskatoen had gegooid. Maar erger was dat er in dat compartiment alle primaire en secondaire omvormers voor de 400 en 1100 hertz stonden, zodat gelijk alle radars, kompassen uitvielen. Alle zes schepen van deze Leander-klasse zijn later dan ook verbouwd tijdens de midlive modificatie om dit te voorkomen.
Voor wat betreft de nazorg van de KM heb ik ervaren dat die nul komma nul was. Je moest het zelf maar uitzoeken wat enige mensen na jaren opbrak met verschillende vormen van geestelijk of lichamelijk ongemak.
Zelf heb ik er niet veel van over gehouden, misschien omdat ik gelijk werd overgeplaatst naar Hilversum voor de korporaals opleiding, waar je niet veel tijd had om erover te denken.”
Zoals gezegd is de aanleiding voor mijn relaas het verslag geweest dat Leonardo van Tijn gaf van ‘De Nacht’, aldus Arie Krijgsman.
Als aanvulling daarop enkele delen uit een verslag dat Henk Woudenberg plaatste op internet over de brand:
Henk Woudenberg aan het woord.....
“Het was in 1968 dat de proeftochten van de Hr.Ms. Isaac Sweers eindigden, waarna we naar Engeland gingen voor de FOST training van 7 weken, en waar we op een zeer stormachtige nacht, windkracht 12, midden op de Atlantische Oceaan, tijdens een oorlogswachtoefening, waarbij ik om 2 uur tijdens de hondenwacht op post zat met mijn chef Theo Swiebel, achter een vuurverdeel-radarkast in de commandocentrale, dat we een hele nare rooklucht in onze neus kregen. Het bleek dat we een brand hadden recht onder ons die zo uit de hand liep dat de Commandant op het punt stond de order ’Schip verlaten’ te geven i.v.m. ontploffing gevaar van de olietanks die er net naast lagen. Alwaar de temperatuur van de olie zeer gevaarlijk hoog was opgelopen. Door de hele bergruimte annex omvormerruimte onder water te zetten werd een ramp voorkomen.
Van deze ervaring heb ik geleerd altijd voorzichtig met vuur te zijn en je ontsnapping routes goed te bekijken, want je ziet door de rookontwikkeling echt niets meer. Ook zie je dan hoe mensen in paniek raken, meest de oudere onderofficieren, en voor een zwemvest met elkaar op de vuist gaan. Dat er ook mensen waren die totaal niet in de gaten hadden dat het echt paniek was, bleek uit de gesprekken bij de reddingsvlotten. Zijn we gelukkig eerder thuis dan verwacht, hoorde je een enkeling zeggen.
Misschien was het onze commandant, KLTZ Genet, die order had gegeven niet teveel informatie over de stand van zaken te geven, dat er geen verdere escalatie van de paniek kwam. Het zoute bluswater kolkte door de computers M45 van het voorkanon. Het was voor mij en mijn stapmaat en collega WEMNT 1 Leo van Tijn, de eerste en waarschijnlijk ook de laatste maal, dat we de volgende dag emmers zoet water door een computer mochten gooien. Hierna de elektronische printers in een emmer zoet water spoelden en dan droog föhnden.
Achter een ander Nederlands oorlogsschip Hr.Ms. Noord Brabant, want onze navigatie, radars, kompassen en beeldschermen waren uitgevallen, naar Plymouth gevaren waar we assistentie kregen bij het leegpompen van onderwater gezette ruimten omdat onze lenspompen telkens verstopten met poetskatoen. Iedereen mocht de volgende dag uitslapen, wat in die tijd een grote gunst was, en via de scheepsomroep kregen we een verhaal van onze dominee over de gelukkige afloop van die nacht en dat we blij mochten zijn het overleefd te hebben. Door een omvormer 400 Hz. uit de boordhelikopter te slopen en deze op de Kelvin Hughes radar aan te sluiten, konden we via het Kanaal terug naar Den Helder waar een onderzoek team aan boord kwam. Het bleek dat – vermoedelijk – een machinist tijdens zijn ronde een niet goed gedoofde sigaret in een baal poetskatoen had gegooid. Maar erger was dat er in dat compartiment alle primaire en secondaire omvormers voor de 400 en 1100 hertz stonden, zodat gelijk alle radars, kompassen uitvielen. Alle zes schepen van deze Leander-klasse zijn later dan ook verbouwd tijdens de midlive modificatie om dit te voorkomen.
Voor wat betreft de nazorg van de KM heb ik ervaren dat die nul komma nul was. Je moest het zelf maar uitzoeken wat enige mensen na jaren opbrak met verschillende vormen van geestelijk of lichamelijk ongemak.
Zelf heb ik er niet veel van over gehouden, misschien omdat ik gelijk werd overgeplaatst naar Hilversum voor de korporaals opleiding, waar je niet veel tijd had om erover te denken.”